Sean Connery gaf Michael Caine het gevoel dat hij zijn carrière had "verkloot"
In dit artikel:
Michael Caine, de Britse filmveteraan met twee Oscars op zak (voor Hannah and Her Sisters en The Cider House Rules) en één van slechts vijf mannelijke acteurs met acteer-nominaties in vijf verschillende decennia, worstelde lang met onzekerheid voordat zijn carrière echt van de grond kwam. Na zijn schermdebuut in Morning Departure duurde het meer dan tien jaar voordat hij met Zulu (1964) een opvallende rol kreeg; de doorbraak volgde formeel met een Oscarnominatie voor Alfie (1966).
In die beginjaren voelde Caine zich vaak voorbijgestreefd door tijdgenoten zoals Sean Connery, die snel hoofdrollen en roem vergaarde. Beide mannen deelden een arbeidersachtergrond en symboliseerden een nieuw, minder klassengebonde tijdperk in de Britse filmwereld, maar Caine raakte door het succes van anderen soms in paniek en twijfelde aan zijn eigen talent — een thema dat hij beschrijft in zijn memoires The Elephant to Hollywood. Die angsten keerden terug bij kleinere rollen, totdat erkenning en doorzettingsvermogen hem stabiliteit gaven en internationale mogelijkheden, waaronder een verhuizing naar Los Angeles.
Uiteindelijk groeide Caine uit tot een cultureel icoon met een omvangrijke carrière die die van veel van zijn vroege concurrenten overtrof. Hij werkte later alsnog met Connery samen in The Man Who Would Be King (1975) en zat in de ensemblecast van A Bridge Too Far (1977). In oktober 2023 kondigde hij zijn pensioen aan; The Great Escaper verscheen datzelfde maand als zijn aanvankelijk laatste film. Tegelijk geeft hij aan open te staan voor een comeback in een vervolg op The Last Witch Hunter, dat nog in ontwikkeling is.
Kortom: Caine’s loopbaan illustreert hoe twijfels en concurrentie in de filmwereld grote druk kunnen veroorzaken, maar ook hoe volharding en talent uiteindelijk kunnen leiden tot langdurige erkenning en culturele status.