Predator: Badlands
In dit artikel:
Regisseur Dan Trachtenberg (Prey) en scenarist Patrick Aison draaien het Predator-concept radicaal om: in Predator: Badlands staat een jonge Yautja, Dek (Dimitrius Schuster-Koloamatangi), centraal en wordt de buitenaardse jager menselijker gemaakt — tot aan zijn gezicht zonder masker toe. Die keuze ondermijnt volgens de criticus de kern van de franchise: waar de eerste Predator (1987) en ook Prey vertrouwen op mysterie en ongrijpbaarheid, maakt Badlands de wezens herkenbaar en emotioneel, waardoor de dreiging verdwijnt.
Het verhaal volgt Dek, die door zijn vader als zwak wordt bestempeld en op de vlucht geholpen wordt door zijn broer Kwei. Dek stort neer op Genna, een vijandige planeet vol gevaarlijke flora en fauna, en moet samenwerken met onverwachte bondgenoten — onder meer een geavanceerde, deels beschadigde robot genaamd Thia (Elle Fanning) — om het monster Kalisk te verslaan en te overleven. Die transitie naar een buddy movie met humor en zelfs een aapachtig jonkie maakt het genre ongewild rommelig; humor en Predator blijken lastig te combineren zonder pijnpunten.
De actiescènes worden als degelijk maar weinig origineel beoordeeld; de ontsnappings- en vechtscènes in de slotfase voelen soms aan als een generieke superheldenfilm. Visueel zijn er wel indrukwekkende momenten — sommige scènes roepen Dune-associaties op — maar doordat de Predator openlijk en langdurig zichtbaar is, verliest het wezen veel van zijn impact en dreiging.
Kortom: Badlands probeert de franchise nieuw leven in te blazen door dieper in de Yautja-psychologie te duiken en meer menselijke relaties te tonen, maar die koerswijziging berooft de film van de mystiek en angst die de franchise ooit kenmerkten. Voor wie juist de primitive, ondoorgrondelijke jager waardeert, zal deze film teleurstellend en te zacht aanvoelen; wie openstaat voor een meer speelse, karaktergedreven spin-off kan er meer plezier aan beleven.